Hinweis |
The term derives from the Latin "frater," the title by which early Christians customarily addressed each other. From the end of the 13th century, it referred to the members of the mendicant orders. Friars are distinguished from "monks" in that friars focus on a sacred ministry of preaching, mixing with their fellow men in the world, soliciting alms, and moving from place to place, while monks live in seclusion in a fixed place; in addition friars' orders originally could possess no fixed revenues, but lived upon the voluntary offerings of the faithful, while the orders of monks could possess property and revenues, although individual monks took vows of poverty. The orders of friars are usually divided into two classes, the four great orders mentioned by the Second Council of Lyons, Dominicans, Franciscans, Carmelites, and Augustinians, and the lesser orders.en De term komt uit het Latijn. Met de titel 'frater' spraken de vroege christenen elkaar gewoonlijk aan. Sinds het einde van de 13e eeuw verwees het naar leden van de bedelorden. Fraters zijn te onderscheiden van 'monniken' doordat fraters zich vooral bezighouden met het prediken als geestelijk ambt, zich onder andere mensen in de wereld begeven, om aalmoezen bedelen en zich voortdurend verplaatsen, terwijl monniken op een vaste plek in afzondering leven. Daarnaast mochten de fraterorden oorspronkelijk geen vast inkomen hebben, maar moesten ze leven van de vrijwillige giften van de gelovigen. Monniken daarentegen mochten wel onroerend goed en een inkomen hebben, hoewel er individuele monniken waren die geloften van armoede aflegden. De fraterorden worden meestal verdeeld in twee klassen: de vier grote orden die zijn genoemd in het Tweede Concilie van Lyon (Dominicanen, Franciscanen, Karmelieten en Augustijnen) en de kleinere orden.nl |